Ik ben op weg naar mijn werk. Ik loop opgemaakt over straat. Er is een cafetaria en mensen staan buiten. Als de dood ben ik dat ze naar me gaan roepen en mijn lijf verstijft. “Jezus wat is dit moeilijk”, mompel ik zachtjes tegen mezelf. Teruggaan is geen optie want
ik weet dat de angst vanzelf verdwijnt. Dit is de weg die ik wil bewandelen en ik loop rustig door. Niemand die roept of iets doet.
Ik zie medewerkster Lola in haar winkeltje met groente en fruit. “Ohhhhh wat ben je knap!” zegt ze als ze mijn mascara en eye-liner ziet. “Dankjewel” reageer ik en geef haar een knuffel. “Ik kan alleen nog geen ‘wings’ maken”. Houd een betaalpasje iets scheef naast je oog, legt Lola mij uit. Hier had ik nog niet aan gedacht! Met deze ondersteuning trek je makkelijker een mooie lijn.
Ik loop het kantoor binnen en show Daniël, een van de collega’s uit mijn team, mijn opgemaakte ogen. “Ja, dat ziet er goed uit!” vindt hij. Mijn werkdag begint met koffie. Ik sta op en ga naar de kantine en loop Marie, een ander teamlid, tegen het lijf. “Wauw, Jenny, wat een stap!”, brengt ze uit. Nog even en ik ben helemaal een vrouw, vindt ze. “Je zit er niet ver vanaf.”
Ik voel me goed over mijn look, en de reacties doen hier een schepje bovenop. Ik zie mijn baas bij het toilet en hij inspecteert me van top tot teen. “Wow, je loopt in een rokje!” , zegt hij met verwondering in zijn stem en op zijn gezicht. “Ik zie het nu pas want het komt zo natuurlijk over!”
Niet iedereen is blij met wat ik doe. “Je stinkt”, meldt een vriendin. “Het is beter voor je als je niet meer met me praat.” Ze denkt dat het komt door de vrouwelijke hormonen. Ik ruik naar verbrand plastic. “Dat mens is gek”, vindt een transgender vriendin. Mensen bevestigen niets te hebben geroken.
“Ik wil nooit meer horen dat ik niet meer met je kan praten”, meld ik later aan deze vriendin. “Dat zeg je niet tegen vrienden.” Ik heb belangrijker dingen te doen, zegt ze al gauw. Ik ben niet belangrijk. Altijd help ik deze dame met haar problemen en luister ik naar haar verhalen. Deze vriendschap is voor mij voorbij.
Mijn baas stuurt me een mail. ‘Hello D.’ begint het bericht. Meestal noemt hij me Pieter; dit is een mooie stap. Beetje bij beetje veranderen mijn collega’s mee en dit maakt me erg blij! Bijna niemand zegt lelijke dingen en de meeste collega’s gedragen zich normaal. Om 18.00 uur ga ik tevreden naar huis.
Auteur: Jenny