De vader van verslaggever Ana van Es trekt op gezette tijden vrouwenkleren aan. Hij is een travestiet. En houdt dat niet verborgen. ‘Het zijn alleen maar kleren’, zegt hij. Zijn dochter vindt het moeilijker. ‘Als hij er zo uit zag, wilde ik buiten niet naast hem lopen.’

Op zijn kamer stond een kledingrek, afgedekt met landbouwplastic. Op een middag na schooltijd trok ik, 10 jaar oud, dat plastic weg. Eronder hingen jurken, rokjes. Ik herinner me creaties van latex, rood leer, roze breisel.Vrouwenkleding. Geen kleding die mijn moeder – type jeans en platte schoenen – ooit zou dragen. Dat er iets niet klopte, vreesde ik al langer.Vlak daarvoor had mijn vader een rok gekocht voor mijn moeder, die dus nooit rokken draagt. Ik was erbij geweest in de winkel. Eerst kwam mijn moeder in een rok naar buiten, daarna stonden ze nog tijden samen in het pashokje. Het gordijn hielden ze angstvallig gesloten. ’s Avonds confronteerde ik hemm et mijn vermoeden. ‘Pappa, heb jij een minnares?’ Aan zijn stem hoorde ik dat het niet goed zat. Die kleding, dat was niet voor een vriendin, die droeg hij zelf. Thuis, als wij er niet waren en ’s nachts, naar de discotheek. Het gesprek werd verstoord door mijn moeder, die op de deur bonkte. ‘Man, hou toch je mond’, schreeuwde ze. ‘Dat kind moet slapen.’ Nadat hij was vertrokken, drukte ze me op het hart om er met niemand over te praten. Niet met oma, niet met kinderen uit de klas, niet met de juf. Dit moest geheim blijven. Zelf dacht hij dat in elk geval zijn gezin het zou accepteren, toen hij als vader van drie kinderen zijn snor afschoor en besloot zijn kledingvoorkeur niet langer te onderdrukken. Per slot van rekening leven we in een tolerant land en, zoals hij zelf altijd zegt: ‘Het zijn alleen maar kleren.’ Het dragen van vrouwenkleding vindt hij fijn, maar hij voelt zich geen vrouw. Na vijftien jaar denk ik soms:misschien begin ik eraan te wennen. Laatst merkte ik pas na uren op dat hij een roze denim minirokje droeg, hoge hakken en fonkelende oorclips.Meestal zie ik zoiets gelijk. De schaamte ben ik zo langzamerhand voorbij, maar de blik in zijn ogen als hij vrouwenkleding draagt, bevalt mij niet. Een beetje koket. Mijn vader zoals ik hem graag zie, lijkt zich op zulke momenten te verstoppen in een berg rokken, beha’s en truitjes met decolleté. Zin om daarin te graven, heb ik meestal niet.

‘Ik hoop dat je hem kunt zien als dezelfde lieve pappa die hij altijd is geweest’, zei mijn moeder daags erna. Dat was niet moeilijk. Mijn vader gedroeg zich normaal. Hij liep gewoon nog steeds in overhemd en spijkerbroek door het huis. Soms was hij een nacht weg. Mijn moeder in alle staten. Achteraf vertelde hij verhalen die ik niet goed kon plaatsen. Dat hij gedanst had, in de stad, in een jurk. Op een avond zag ik hem op hakken, in een kort broekje met een brede ceintuur. Hij keek nerveus. Dit was dus pappa in vrouwenkleding. ‘Jij draagt toch ook een broek?’, plaagde hij soms. Dat is, zo betoogde hij, eigenlijk mannenkleding. Waarom zouden mannen dan geen rokken mogen dragen? Schotsemannen, vertelde hij, dragen ook rokken, en inArabische landen dragen ze zelfs lange jurken. Op zolder bouwde hij voor zichzelf een aparte kleedkamer. ‘En ik doe het al jaren met drie kasten van spaanplaat’, zei mijn moeder. Ze hadden vaker ruzie. ‘Gaan jullie scheiden?’, vroeg ik. Mijn moeder zei van niet, mijn vader las zwijgend de krant. Het was beter geweest als hij niet met die travestiewas begonnen, dacht ik. Toch had het ook iets leuks. Ik kreeg een rokje van hem, dat hij niet paste. Het leek hem niet te deren dat mensen hem konden zien. Toen ik het net wist, liep hij alleen in travestie door het huis als het donkerwas en de gordijnen dicht waren. Een jaar later gebeurde het ook gewoon overdag. Hij stofzuigde de woonkamer in een rokje, terwijl iedereen het kon zien. In september 1997 liep hij in vrouwenkleding een rondje over het jaarlijkse bloemencorso in onze woonplaats, een dorp in Drenthe. ‘Nu weet iedereen het tenminste’, verklaarde hij. Daar begreep ik niets van.Het moest toch geheim blijven? Mijn moeder benadrukte dat ik er nog steeds niet over moest praten. ‘Niet iedereen heeft het gezien. Of ze herkennen hem niet.’ Ik was 11, zat inmiddels in de eerste klas van het gymnasium in Groningen. Soms vroeg ik me af hoe het geheim moest blijven. Mijn vader werkte in Groningen aan de universiteit, hij ging naar de stad om nieuwe vrouwenkleding in te slaan. Soms fantaseerde ik dat ik het met iemand zou delen. Maar ik durfde niet. ‘Ik wilde je beschermen’, zei mijn moeder later.’ Ze accepteert mij niet zoals ik ben’, zei mijn vader.

Zijn travestie kwam niet uit de lucht vallen. Als jongen van 13 fotografeerde hij zichzelf stiekemin vrouwelijke poses, die hij afkeek uit het modeblad Vogue. Op zijn studentenkamer prijkte een blonde damespruik. In de jaren zeventig was dat minder opzienbarend dan nu. ‘Is dat de laatste mode?’, vroegen zijn toekomstige schoonouders toen hij daar zijn opwachting maakte met gelakte nagels. Mijn moeder wist het na hun derde afspraakje.Maar in hun relatie speelde het geen grote rol. Dat non-conformistische trok haar juist aan. ‘Ik hou niet van saaie mannen’, zegt ze. Toen hij afgekeurd wilde worden voor militaire dienst, hielp ze hem met zijn make-up – zelf knoeide hij zo met mascara. Travestie was voor haar iets als blowen of maoïstische liederen zingen. Het hoorde erbij en het zou vanzelf stoppen als je kinderen kreeg. ‘Zoiets zou jij toch nooit doen?’, vroeg ze hem, toch wel bezorgd, toen ze begin jaren tachtig – ze woonden allang samen – in een opinieweekblad een artikel las over een gezin dat elk half jaar moest verhuizen omdat de heer des huizes steeds in een onderjurk voor het raam ging staan. ‘Welnee’, beloofde hij. ‘Zo’n grote rol speelt het voor mij niet.’ Als hij in die tijd als vrouwverkleed naar buiten ging,was dat in het holst van de nacht en met een allesverhullende regenjas aan. Travestie was tot ver in de jaren tachtig in veel plaatsen verboden,waaronderAmsterdam. Kennissen van mijn vader werden door de politie aangehouden en op het bureau seksueel vernederd. Voordat ik werd geboren, zette hij zijn gehele damesgarderobe bij het vuilnis. In totaal heeft hij voor 10 duizend euro aan kleding weggegooid, schat hij zelf. Zo’n categorisch weggooien is exemplarisch voor travestieten in ontkenning. Op termijn, soms na jaren, leidt het onherroepelijk tot de aanschaf van een nieuwe kledingcollectie.Mijn ouders hadden daar toen geen idee van. Ze dachten oprecht: dat tijdperk is afgesloten. Na de komst van het derde kind was mijn moeder de jurken van haar man al half vergeten. Maar voor hem ging het nooit over. Begin jaren negentig, rond de geboorte van mijn zus, begon hij opnieuw met het hamsteren van dameskleding – dat was de collectie die ik later onder het landbouwplastic zou aantreffen. Toen schrijver Maarten ’t Hart in 1991 op het Boekenbal zijn entree maakte als Maartje, maakte dat iets bij hem los. Hier was een generatiegenoot, net als hij afkomstig uit een gereformeerd milieu, die zijn mannetje stond en er gewoon voor uit kwam. ‘Ik vond dat ik niet kon achterblijven.’ Kennissen uit zijn studententijd wisten het nog van vroeger en roddelden wat af. Ook daarom dacht hij: ik stap gewoon naar buiten.

Na zijn coming-out op dat bloemencorso in 1997 was mijn vader in dewolken. Mensen reageerden positief. De kassameisjes in de supermarkt bijvoorbeeld. ‘Ze lachen zo aardig naar me’, zei hij steevast na dewekelijkse boodschappen. ‘Paps, dat leren ze op de cursus omgaan met lastige klanten’, zeiden wij vertwijfeld.Maar voor hemdeed dat er niets aan af: zij zagen hem tenminste staan. Terwijl hij uit de kast was, deed ik mijn best om in de kast te blijven. Ik schaamde me als hij diep gedecolleteerd de trap af kwam, de voordeur achter zich dichttrok en naar het winkelcentrum reed. Als hij er zo uit zag, wilde ik buiten niet naast hem lopen. Waarom doe je ons dit aan, dacht ik. ‘Als-je-blieft geen scène maken’, siste mijn moeder in zulke gevallen. Mensen mee naar huis nemen, durfde ik niet meer zo goed. Weliswaar stond mijn moeder erop dat hij dan mannenkleding droeg, maar zelf schaarde hij ook een strakke legging en een roze fleecevest onder die definitie. De vaders van mijn vriendinnen zagen er toch net even anders uit. Als we samenwaren, vertelde hij eindeloos over de belevenissen van Kim, zoals hij zijn vrouwelijke alter ego een tijdlang noemde. Spannend, vond ik dat als 13-jarige. ‘Toe pap’, zei ik dan. Ditwaren verhalen voor volwassenen. Pratend over Kim was hij niet de vader op wie ik trots ben. Dat is een man met aandacht voor zijn omgeving en een grote maatschappelijke betrokkenheid. Iemand die zich verloor in een Japans bordspel, niet in zijn vrouwenborsten, kipfiletjes in een doos op zolder. In vrouwenkleding, viel me op, was hij erg met zichzelf bezig. Alsof hij genoeg had aan de vrouw die hij zelf was. Hij zocht de confrontatie op. Tijdens een vakantie openbaarde hij zich in strandjurkje aan mijn oma van in de 70. De basisschooljuf van mijn broer was jarig. Het obligate cadeautje had mijn vader thuis laten liggen. Een uur of wat later bracht hij dat alsnog, gekleed inminirok en op haklaarzen.Hij feliciteerde juf uitbundig, met drie zoenen. Links, rechts, links, ten overstaan van een volle klas. Maar hij ging nooit in vrouwenkleding naar zijnwerk. ‘Trek eens een mantelpakje aan, dat staat je zo netjes’, plaagde ik soms. Hij piekerde er niet over. Ik kon mijn vader-in-rok niet ontlopen, zelf ging hij alleen in travestie als het hem uitkwam.

Verkleden of voelen Een op de 35 mannen verkleedt zich af en toe in vrouwenkleding omdat dat hen seksueel opwindt, blijkt uit onderzoek van de Rutgers Nisso Groep. Vrouwelijke travestieten bestaan ook, maar zijn zeldzaam. In de populaire cultuur (musicals als La Cage aux Folles) worden travestieten consequent afgebeeld als homoseksueel. In werkelijkheid zijn verreweg de meesten hetero. Vaak houden ze hun verkleedgedrag geheim. Soms weet zelfs hun partner van niets. Zelfhulpgroepen en ook wel deskundigen pleiten voor meer openheid. Sommige travestieten voelen zich vrouw. Daarom is geen scherp onderscheid te maken met transgenderisme, waarbij iemand zich gevangen voelt in een lichaam van het verkeerde geslacht. Van hen kiest slechts een kleine minderheid voor een geslachtsveranderende operatie. Voorlichting wordt geregeld via zogeheten t&t-verenigingen (travestieten en transseksuelen), die worden bestuurd door lotgenoten. In Nederland is geen onafhankelijk onderzoeks- en expertisecentrum waar travestieten en en betrokkenen kunnen aankloppen voor advies. Bron: De Volkskrant 2 juli 2011 Geschreven door: Ana van Es

Vorig artikelTransgender gekozen tot Prom queen
Volgend artikelTransseksuelen hebben in Nederland weinig rechten

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in