Toen Deirdre McCloskey nog Donald heette, was ze een econoom die uitsluitend in termen van kosten en baten dacht. Nu ze vrouw is geworden, probeert ze de economie een menselijk gezicht te geven. ‘Voor een Nobelprijs zal ik alles moeten laten vallen.’
door Ferry Haan Haar droom: in een lange galajurk met een zwierige, vrouwelijke buiging naar het koninklijk echtpaar in Zweden de Nobelprijs voor economie in ontvangst nemen.Het is op zijn minst een merkwaardige droom voor een vrouw die tot haar 52ste een man was die luisterde naar de naam Donald McCloskey en met een baard door het leven ging. Sinds 1998 is Donald echter officieel vrouw en noemt ze zich Deirdre. De Nobelprijs voor de economie is nog nooit naar een vrouw gegaan. ‘Een schande’, zegt McCloskey met een metalen stem. De operaties aan haar strottenhoofd zijn niet helemaal gelukt. Ze hebben McCloskey ook niet van het gestotter afgeholpen waar Donald zijn hele leven last van had. ‘Eigenlijk zou er ook genoeg reden zijn om een eventuele Nobelprijs te weigeren’, bedenkt McCloskey zich. ‘Het zou toch cynisch zijn als de eerste vrouwelijke Nobelprijswinnaar vroeger een man was.’ De stotterende Deirdre heeft opvallend genoeg veel moeite met het uitspreken van het woord woman. Twijfel kenmerkt het leven van de 57-jarige econome. Het is ook de twijfel waar vrouwen meer last van hebben dan mannen, constateert Deirdre, die nu in Amsterdam is om les te geven aan een groep internationale studenten. McCloskey is de laatste jaren veel in Nederland geweest. De Nederlandse econoom Arjo Klamer haalde McCloskey – toen ze nog Donald heette – naar Rotterdam om een jaar de eervolle Tinbergen-leerstoel te bekleden. Het aantrekken van deze econoom van wereldfaam was een buitenkans. Dat jaar viel voor een groot deel samen met haar seksewisseling. In Nederland wordt niet moeilijk over gaan, ondervond McCloskey tot haar opluchting. Klamer ging naar de rector magnificus om te vertellen dat die Donald voor de Tinbergen-leerstoel een Deirdre was geworden. ‘Waarom vertel je me dit? Maakt het uit?’, antwoordde de rector magnificus. Klamer dacht dat de man hem niet goed had begrepen en herhaalde nog eens dat de Amerikaanse man die was aangetrokken nu als vrouw kwam. De rector vervolgens ongeduldig: ‘Ja, Arjo, ik begrijp het. Waarom vertel je me dit?’ ‘Is de professor veranderd in een paard? Is zijn cv hetzelfde? Kan het paard lesgeven? Ja? Geen probleem’, grapt Deirdre over de tolerantie in Nederland. – Hoe werd er in de economengemeenschap gereageerd op uw geslachtsverandering? Was u niet bang afgewezen te worden? Daar was ik als de dood voor, maar dat gebeurde niet. Mijn baas op de universiteit, een heel conservatieve econoom, reageerde voorbeeldig. “Goddank”, zei hij, “ik was bang dat je socialist was geworden.” Daarna realiseerde hij zich dat zijn emancipatie-statistieken enorm zouden verbeteren doordat een mannelijke hoogleraar een vrouw werd. Als laatste grap stelde hij dat hij mij ook nog een een kwart minder zou hoeven te betalen als de operaties achter de rug waren. Toen het gelach verstomde, vroeg hij echter heel serieus hoe hij kan helpen. Hij was heel aardig. Ook Stanley Fischer, de tweede man van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), was open en warm. Ik ken hem goed omdat we samen in Chicago hoogleraar waren. De reacties van Stanley en anderen waren mij heel belangrijk, omdat ik me veel zorgen maakte. Economie is nou niet bepaalde de meest progressieve wetenschap. De angst heeft mij echter niet tegengehouden. De omslag kwam toen ik me realiseerde dat ik dacht als een man; ik dacht in termen van kosten en baten. Vanaf het moment dat ik besefte dat ik echt een vrouw kon worden, kende ik geen twijfel meer. Ineens kom mijn loopbaan mij niets meer schelen. Als ik mijn carrière had moeten opofferen, dan had ik dat gedaan. Maar het was niet nodig.’ – Is die totale overtuiging bij fundamentele beslissingen typisch vrouwelijk? Ja, het zien van onze identiteit is waar het bij ons vrouwen allemaal om draait. Bij mannen gaat het toch meer om de spelletjes die ze spelen. Een vrouw kan haar loopbaan opgeven omdat ze zeker weet dat ze moeder wil zijn. Ze weet wat belangrijk voor haar is. Ook de omgekeerde beslissing, geen kinderen willen, is zo’n essentiële stap. Voor een man hangt het krijgen van kinderen van toevalligheden af. Voor een vrouw raakt het de essentie van haar bestaan.’ De sekseverandering heeft veel overhoop gehaald in het leven van Deirdre. De echtgenote van Donald accepteerde wel dat hij zich gedurende hun huwelijk regelmatig in vrouwenkleren hees, maar een geslachtsverandering was meer dan ze aankon. Ze verbrak, samen met hun twee kinderen van 31 en 25 het contact met Deirdre. Het cv van McCloskey vermeldt in 1995 naast de geslachtsverandering tevens een echtscheiding. De operaties namen drie jaar in beslag. McCloskey heeft haar ervaringen uit die periode beschreven in het boek Crossing dat ze eind vorig jaar publiceerde. Ze haalde er de Oprah Winfrey-show mee – als voorbeeld van een geslaagde sekseverandering. – Het vooroordeel dat de meeste mensen die een geslachtsverandering ondergaan uiteindelijk suïcidaal worden of als prostituee eindigen, klopt niet? Dat zei mijn vrouw ook tegen me toen ik mijn plannen bekendmaakte. “Je eindigt als een hoer.” Ik zei: nee, ik ben professor. Ik schrijf boeken. Dat verandert niet. Ik ben geen uitzondering. Uit onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de geslachtsveranderaars gelukkiger is geworden.’ In de academische wereld verliep de acceptatie wonderwel. McCloskey bleef een gerespecteerd econome op haar terrein van de economische geschiedenis en filosofie. Maar de sekseverandering verliep voor McCloskey niet neutraal. Deirdre veranderde tijdens haar geslachtsverandering ook van opvatting. Donald was de rechtlijnige econoom, auteur van een stapel boeken, waaronder zware kost over prijstheorie. Deirdre ontpopte zich als de grote criticaster van de hoofdstroom binnen de economie. Zij ondervond dat economie een harde, mannelijk macho-wetenschap is, met weinig relevantie voor de buitenwereld. – Wat ontbreekt er in de economische wetenschap? Liefde. Economen nemen liefde niet mee in hun modellen. Ook andere belangrijke menselijke waarden ontbreken volledig. Hoop, moed, rechtvaardigheid, vertrouwen zijn wezenlijke drijfveren van mensen en minstens zo belangrijk voor hun gedrag als verstandige, rationele, economische overwegingen. Maar de economie richt zich alleen op prudence. Dat betekent zoiets als verstandig, rationeel. De wereld is echter meer dan dat. Een voorbeeld. In Amerika krijgen alleenstaande moeders een bijstandsuitkering. Arme echtparen met kinderen krijgen zo’n uitkering niet. Wat gebeurt er dus? Echtparen gaan uit elkaar om in aanmerking te komen voor een uitkering. De econoom vindt het een efficiënt systeem. De socioloog zegt: “Maar het verwoest het geluk en de levens in veel Amerikaanse gezinnen.” Het antwoord van de econoom is echter: “Daar ga ik niet over.” Maar dat kan niet. Zij (Deirdre zegt continu zij, FH) gaat er wel over. Het werk van de econoom stopt hier niet. Ook een econoom moet de consequenties bekijken van bepaalde maatregelen op het geluk in de samenleving. Economie gaat over alles en dus moet de econoom ook alles meenemen, en dat betekent dat zij bij de psychologie in de leer moet.’ – Economen zijn met andere woorden een gevaar voor de samenleving? Ja, vaak wel, zonder dat ze dat zelf beseffen. Economen vergelijken hun wetenschap vaak met een exacte wetenschap als natuurkunde. Om nog serieuzer genomen te worden, gebruiken ze ook nog eens veel wiskunde. Waren de economen echter maar meer zoals de natuurkundigen. Als de natuurkundige wil weten wat er gebeurt als een luciferdoosje valt, dan onderzoekt zij alles. Zij onderzoekt het gewicht, de snelheid, maar zij wil ook de samenstelling van de lucht weten om de wrijving te berekenen. Een natuurkundige kan niet zeggen: “Dat onderzoek ik niet, want dat valt buiten mijn vakgebied.” Economen doen dat wel als ze de psychologie, sociologie of antropologie buiten beschouwing laten. Een econoom berekent de val van het doosje lucifers in een vacuüm. Dat is niet zo erg, maar vervolgens vinden economen wel dat zij weten hoe de wereld in elkaar steekt en adviseren ze de politiek over het te voeren beleid. Ik vind dat onverantwoord. Overigens hebben economen hun sporen verdiend. Al is het alleen maar omdat de meeste economen pleiten voor vrijhandel, voor het slechten van de internationale handelsbarrières. De grote welvaartsstijging in de vorige eeuw mag je op het conto van de economie schrijven.’ – Dat laatste is opvallend, omat het verzet groeit tegen vrijhandel en mondialisering. Internationale economische instellingen als de Wereldbank, het IMF en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) liggen onder vuur. De laatste WTO-vergadering in Seattle werd door de protesten zelfs een mislukking. U bent het niet eens met de demonstranten? Nee, de demonstranten zitten op de verkeerde weg. Ik begrijp hun gevoelens wel, maar oproepen tot protectionisme is verkeerd. De enige manier om de problemen in de wereld op te lossen, is snelle economische groei. Alleen door heel snel rijk te worden kan bijvoorbeeld het milieu gered worden. Hoe kun je een ontwikkelingsland vragen het milieu te beschermen als er mensen van de honger sterven? Dat is onmenselijk. China vragen geen gebruik te maken van kolen als brandstof? Dat is immoreel. De economische ontwikkeling in de wereld zal de komende vijftig jaar ongelofelijk zijn. Ik denk dat een land als India over vijftig of tachtig jaar dezelfde levensstandaard heeft als de Verenigde Staten. Dat is ook de enige manier om de culturele waarden van zo’n land te beschermen. Vergelijk India eens met Zuid-Korea. De landen waren dertig jaar geleden even arm. Nu is Zuid-Korea de op twee na grootste economie van Azië. India heeft na de Tweede Wereldoorlog het verkeerde economische beleid gevoerd en betaalt daar nog steeds de prijs voor. Snelle economische groei is de enige oplossing voor armoedeproblemen. Wat dat betreft ben ik, als vrouw, niet van mening veranderd. Er zijn natuurlijk wel problemen met het IMF en de Wereldbank. In de economie worden veel verhalen verteld om de ander te overtuigen. Het verhaal van de Wereldbank gaat zo: “Jullie, de arme landen, zijn arm. Sta ons toe jullie economie een paar jaar te besturen en dan worden jullie rijk.” Het is een heel aantrekkelijk verhaal, maar het is verkeerd. Het IMF en de Wereldbank worstelen met de ‘golden rule’ in de Derde Wereld. Dat betekent dat degene die het goud heeft, de baas is. Het IMF en de Wereldbank schrijven landen voor staatsondernemingen te privatiseren en handelsgrenzen te openen. Vaak betekent dat echter dat er ergens Zwitserse bankrekeningen gespekt worden. Ik ben nog steeds een econoom uit de Chicago-school. Markten werken veel beter dan een planningsmechanisme van de overheid. Maar die markten moeten hun werk wel kunnen doen. Als de bezittende klasse de rijkdommen onderling verdeelt, dan werken de verkeerde markten. Stanley Fischer van het IMF worstelt daar net zo mee als ik. Het is voor economen en dit soort instellingen belangrijk een menselijk gezicht te houden. Ik schrijf daarover in mijn boek How to be human, though an economist, dat later dit jaar verschijnt. Het IMF en de Wereldbank hebben hun menselijk gezicht verloren en dat roept veel weerstand op.’ – Het Nobelprijscomité bestaat uit grijze oude heren. Denkt u dat zij de prijs aan een vrouw willen geven die vroeger een man was? De heren zijn Zweden, en die zijn progressief. Misschien heb ik het voordeel van de positieve discriminatie. Bij een groep oude Japanners of Amerikanen zou ik kansloos zijn, wat ik nu sowieso ben, want ik heb vooral kritiek op de economie en daarvoor krijgt je geen prijs. Als ik een kans wil maken, moet ik alles laten vallen en mij alleen nog bezighouden met positieve economische theorie. Ik moet met een alternatief komen. Ik ben aan het nadenken over hoe je spraak een plaats kunt geven in de economie. Iedereen in de economie besteedt een groot deel van de dag aan praten, overtuigen, slijmen en argumenteren. Dit element ontbreekt volledig in de economische modellen. Sterker nog, bij de experimentele economie proberen ze te voorkomen dat mensen die onderwerp zijn van economisch onderzoek, met elkaar in gesprek raken, want anders veranderen de uitkomsten radicaal. Mensen praten met elkaar, overtuigen elkaar en spannen samen. De economie kan daar niks mee. Het lijkt mij geweldig daarvoor een oplossing te vinden, maar ik betwijfel of ik de intellectuele kracht heb om dat voor elkaar te boksen. Als het me lukt, dan heb ik de Nobelprijs voor de economie echt verdiend. Maar eerst moet tante Deirdre al die economen weer op het rechte pad krijgen.’ © De Volkskrant, zaterdag 19 augustus 2000 Relevante links: Een verhaal over haar transitie: http://www.pfc.org.uk/news/1996/mcloskey.htm“