Trouw 8-12-2000 Het eerste dat wij doen als we iemand op straat tegenkomen, is – bewust of onbewust – signaleren of we hier met een man of een vrouw te maken hebben. De verdeling in twee seksen: man en vrouw, is alles overheersend. Sommigen kunnen of willen zich niet schikken in dit gender-keurslijf. De filosofe Judith Butler is er een van. De komende dagen treedt zij in Amsterdam op bij het ‘Genderbende transgender festival’.
Transgenderisten, Eva van der Plas Drie vrienden staan aan de bar en verderop staat een prachtige vrouw. Ze is fascinerend en onuitstaanbaar tegelijk. Er is maar één manier om een einde te maken aan de verwarring: kent de vrouw de buitenspelregel? Ja, ze kent hem. Tevreden nemen de drie vrienden een slok van hun bier. Ze weten weer waar ze aan toe zijn: zij is een vent! De travestiet in deze reclame voor Amstelbier is in zekere zin een onmogelijk wezen. De verwarring die de verschijning van de travestiet oproept – is het nu een man of een vrouw? – is hiervan een teken. De travestiet is namelijk geen man, althans, geen échte, en ook geen echte vrouw. Wat is hij/zij dan wel? De Amerikaanse professor Judith Butler neemt het in haar filosofie vooral op voor homoseksuelen, maar haar theorieën zijn met gemak uit te breiden tot alle ’transgenderisten’ – een verzamelterm voor alle mensen die zich niet in het keurslijf van de seksen kunnen dwingen. Zij stelt dat er in onze cultuur geen plaats voor hen is. Homoseksuelen, travestieten, transseksuelen en interseksuelen (mensen die met een onbestemd geslacht geboren worden) zijn geen man en geen vrouw, maar iets anders. Daarmee vallen zij buiten de categorieën waarmee wij onze wereld indelen. Zij zijn onmogelijke wezens. Het problematische aan de categorieën man en vrouw is dat ze niet zomaar af te schaffen zijn. Ze vormen een zeer krachtige culturele norm. Het sterkste argument waarop de norm berust, is dat het sekseverschil een natuurlijk fenomeen is. Niemand zal in eerste instantie ontkennen dat in de natuur alle levende wezens zijn opgedeeld in mannetjes en vrouwtjes. Om de redenering te ontkrachten dat vrouwen voor de kinderen horen te zorgen vanwege het biologische feit dat vrouwen nu eenmaal kinderen baren, introduceerde de vrouwenbeweging de term gender. Hierdoor kon men een verschil maken tussen een biologische en een culturele opvatting van sekse. Biologisch gezien is ieder mens nu eenmaal of een mannetje of een vrouwtje (sekse), maar de cultuur bepaalt welke gedragingen en rolpatronen daarbij horen (gender), zo luidt de redenering achter dit onderscheid. Hoewel menigeen zich al niet zal kunnen verenigen met de opvatting dat biologische verschillen op zich betekenisloos zijn en dat de cultuur er een bepaalde invulling aan geeft, doet Butler er nog een grote schep bovenop. Zij gaat zelfs zo ver te stellen dat ons onwrikbare geloof in de natuur als ultieme waarheidsgrond een culturele bevlieging is. Niet de natuurwetten bepalen hoe onze sociale normen eruit zien, maar de sociale normen bepalen de manier waarop wij naar de natuur kijken. Zo zien we in de natuur alleen maar mannetjes en vrouwtjes omdat we er door een bepaalde bril naar kijken, aldus Butler. Vroeger bestond de strikte verdeling van de wereld in twee seksen helemaal niet, zo laat historicus, Thomas Laqueur in zijn boek ‘Making Sex – Bodies and Gender from the Greeks to Freud’ (1990) zien. De status van biologische ‘feiten’ als de basis voor de waarheid is een mythe volgens deze studie, die overigens in hetzelfde jaar verscheen als het eerste spraakmakende boek van Judith Butler: Gender Trouble. Tot het einde van de zeventiende eeuw werden mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen eerder gezien als variaties op één thema. Wat bij de man uitwendig was, was bij de vrouw ‘omgekeerd’ in het lichaam gebleven. Pas later ontstond het idee dat het wezen van mensen en dingen ook in hun natuurlijke verschijningsvorm gezocht moest worden. Butlers strijd voor de erkenning van transgenderisten is er dus niet op gericht om afwijkende vormen van seksualiteit ook ‘natuurlijk’ te noemen, zij wil juist aantonen dat ook ‘gewone’ seksualiteit geen natuurlijk fenomeen is, maar cultureel bepaald. Dat de natuur nog wel eens afwijkt van de ‘natuurlijke’ vormgeving van de twee seksen, blijkt uit het feit dat er regelmatig kinderen worden geboren met een onbestemd geslacht. Corrigerende operaties aan de genitaliën en hormoonbehandelingen komen eraan te pas om het lichaam in de sociale constructie van het twee-seksenmodel te dwingen. Vaak worden deze ingrepen voor de buitenwereld, en soms zelfs voor de persoon zelf, verzwegen. Zo geven sociale constructies het lichaam letterlijk vorm. Deze medische ingrepen geven aan dat niet alleen de manier van leven van ’transgenderisten’ dus als afwijkend en afkeurenswaardig wordt gezien, maar dat zij zelfs in hun lichamelijke bestaan ontkend worden. Het homoseksuele lichaam dat geen nageslacht voortbrengt, het lichaam waarin de transseksueel zich niet thuis voelt, het lichaam van de interseksueel dat vanaf de geboorte een onbestemd geslacht heeft, en het lichaam dat door geslachtsoperaties veranderd is, worden als niet natuurlijk bestempeld en daarmee verworpen, stelt Butler. De film Paris is burning (1990) is er een prachtige illustratie van. De documentairemaakster Jenny Livingston volgt een groep transgenderisten in de New Yorkse ball-scene. In deze uitgaans-scene vinden voornamelijk zwarte mannelijke homoseksuelen een uitlaatklep voor de vernederingen en frustraties die ze dagelijks op straat ondervinden. ’s Nachts worden in de verschillende ‘huizen’ waar de jongens lid van zijn, wedstrijden gehouden in het zich vermommen in allerlei categorieen zoals: de zakenman, de studente en de militair. Doel van deze drag-contests is, zoals de deelnemers zelf vertellen, echtheid: zó goed samenvallen met het uitgebeelde dat niet meer te zien is dat het hier om een vermomming gaat. Die echtheid is in de eerste plaats nodig om over straat te kunnen, zonder in elkaar te worden geslagen. Volgens een andere analyse die de geïnterviewden in de film zelf aandragen, streven de drags ook echtheid na om te bewijzen dat ze wel geslaagd zouden kunnen zijn in het leven; dat ze een zakenman, een student, een échte vrouw of échte man hadden kunnen zijn, ware het niet dat hun etnische afkomst en hun seksuele geaardheid dat verhinderen. Zij proberen zo goed en zo kwaad als het gaat aan de culturele normen te voldoen, maar in het echte leven, buiten de ballroom, worden zij weer met de neus op de feiten gedrukt: hun biologische lichaam wordt, vaak met geweld, verworpen. Hoe nu tegen deze terreur van de biologische feitelijkheid in opstand te komen? Hoe kan men zich verzetten tegen deze heteroseksuele norm die in feite ook het leven van ‘gewone’ mannen en vrouwen terroriseert? De oplossing van Judith Butler ligt in het systematisch saboteren van de norm. De drag-contests zijn daar in haar ogen bij uitstek geschikt voor. Door als man serieus de norm van vrouwelijkheid na te streven en tegelijk te weten nooit aan die norm te kunnen voldoen, worden de grenzen ervan zichtbaar gemaakt en gerelativeerd. Tegenstanders van Butler vinden deze manier van verzet veel te beperkt. Filosofe Martha Nussbaum beschuldigt in haar artikel ‘The professor of parody’ in The New Republic (1999) Butler ervan een onrealistische en veel te theoretische oplossing te bieden voor de dagelijkse realiteit van geweld, discriminatie en mishandeling. Butler verdedigt zich tegen deze kritiek door te stellen dat zij als lesbienne uit eigen ervaring weet hoe moeilijk het is te ontsnappen aan het web van sociale normen en waarden rondom mannelijkheid en vrouwelijkheid. De komende dagen zullen we er uit haar eigen mond meer over kunnen horen.