WAT MAAK JE JE DRUK OVER HET TRANSGENDERBREIN?
Eric Llaveria Caselles • wetenschap • 3 mei 2016
Vertaling: Ton van den Born (e-mail info@continuum.nl) Het artikel Who cares about the transgender brain? werd 26 maart 2016 gepubliceerd op
Neurosex Pornoia, een filmproject en webplek rondom een alternatieve werkelijkheid waarin hersenimplantaten toegang geven tot (seksuele) ervaringen van andere lichamen. Een onderdeel van de site rondom deze schijnbare fantasiewereld is de blog Brain & Politics. Het gaat daar om een verkenning van hersenonderzoek in relatie tot geslacht, gender en seksualiteit. In de zoveel mogelijk letterlijke vertaling van het artikel van Eric Llaveria Caselles, die gender studies studeert aan de universiteit in Berlijn, heb ik als daar aanleiding toe leek, verduidelijking toegevoegd (tvdb).
Het artikel bespreekt onderzoek op het gebied van transhersenen en kijkt kritisch naar de resultaten. Waarom wordt dit onderzoek gedaan en wat willen onderzoekers aantonen, wat zijn hun uitgangspunten en hoe legitiem is dat? Ook wordt de vraag gesteld naar het belang van de hele discussie: wat moeten we eigenlijk met een transbrein, wat kunnen we ermee?
DEEL 1: WAT ZEGT DE WETENSCHAP OVER TRANSHERSENEN?
DEEL 2: FEMINISTISCHE NEUROWETENSCHAP IS OOK WETENSCHAP!
DEEL 3: WAT STAAT ER OP HET SPEL MET HET TRANSBREIN?
Een Oostenrijks onderzoeksteam onder leiding van Georg Kranz publiceerde november 2014 in The Journal of Neuroscience een wetenschappelijke paper met de titel ‘White Matter Microstructure in Transsexuals and Controls investigated by Diffusion Tensor Imaging’. Publieke media over de hele wereld reageerden enthousiast, bereid om opnieuw het bestaan van een transgender of transseksueel brein (verder transbrein) te postuleren. Het gaat daarbij fundamenteel over de vraag of hersenen van transgender personen significant en systematisch verschillen van de hersenen van cismensen, dat wil zeggen de vraag of iets aangewezen kan worden waarin onderscheid in hersenen van trans- en cismensen te zien is.
De vraag is niet nieuw. In 1995 publiceerde de New York Times, na de publicatie in het wetenschappelijke tijdschrift Nature van een artikel ‘A sex difference in the human brain and its relation to transsexuality’, een artikel met de titel ‘Study Links Brain to Transsexuality’ (niet meer te vinden op de site van NYT, tvdb). United Press International (UPI) kwam met een publicatie getiteld: ‘Difference found in transsexual brain’ (Verschil gevonden in het transbrein).
In beide publicaties rapporteerden de auteurs over de bevindingen, maar ze citeerden ook wetenschappers die met kritiek kwamen en andere interpretaties van de onderzoeksresultaten gaven. In het UPI-artikel stelde een hoogleraar psychologie bijvoorbeeld: “de resultaten laten wel een verschil zien, maar zeggen niets over wanneer of waarom dat verschil ontstond. Mensen veronderstellen misschien dat wanneer een deel van de hersenen anders is dat is omdat transseksuelen anders op de wereld komen. Deze resultaten zeggen daar echt niets over.”
De laatste jaren is de toon in het debat zeer veranderd. In 2015 kwam de Oostenrijkse krant Die Presse met een artikel onder de titel: ‘Das Gehirn bestimmt das Geschlecht'(De hersenen bepalen het geslacht). In Duitsland publiceerde Die Welt het artikel:’Transsexualität entsteht schon im Mutterleib’ (Transseksualiteit ontwikkelt zich al in de baarmoeder). En de conclusie van een conferentie in de Goethe Universiteit in Frankfurt onder de titel ‘Transsexuality: Exploring a Challenge for Society at the intersection of Theology and Neuroscience’ was dat ‘dankzij de inzichten van de neurowetenschappen en biowetenschappelijk onderzoek transseksualiteit nu beschouwd wordt als aangeboren en dat er een biologische basis in de hersenen is’.
In Spaanssprekende landen was dit allemaal al eerder bekend geworden, namelijk na de publicatie van onderzoeksresultaten van een team van Antonio Guillamon van UNED (Spaanse universiteit, tvdb). In 2012 kwam de Spaanse krant ABC met ‘La transexualidad está en el cerebro’ (transseksualiteit zit in de hersenen), de Mexicaanse editie van het populairwetenschappelijke tijdschrift Quo vond dat het antwoord op de vraag: ‘¿Existe el cerebro transexual?’ (Bestaat het transbrein?) duidelijk bevestigend was en nog iets eerder deed in Argentinië La Nación verslag van hetzelfde onderzoek onder de titel ‘Cuando el cerebro tiene un sexo diferente al del propio cuerpo’ (Wanneer de hersenen een ander geslacht hebben dan je lichaam).
Begin 2016 is Francine Russo in de Scientific American weer wat genuanceerder. (In het artikel ‘Is There Something Unique about the Transgender Brain?’ citeert ze onder anderen Baudewijntje Kreukels van het VUmc, tvdb). Russo: “Over het algemeen wijzen deze studies sterk in de richting van een biologische basis voor genderdysforie. Maar gezien de verscheidenheid van transgender mensen en de variatie in de hersenen van mannen en vrouwen in het algemeen, zal het lang duren, als het sowieso ooit mogelijk wordt, voordat een arts op basis van een hersenscan kan zeggen: “Ja, dit kind is trans.”
Het transbrein, bewezen of niet, is in elk geval een thema. En de opstapeling van data die allemaal naar een en dezelfde conclusie lijken te wijzen, kan een reden zijn waarom dit thema zo vaak wordt besproken. Maar dat er veel mensen over praten zegt niets over het reële bestaan ervan. Het zegt hooguit iets over de aantrekkingskracht van het idee van een transbrein of gebruiksperspectieven van een eventueel bestaan ervan. (Het zou in veel gevallen prettig zijn als je op basis van een simpel hersenonderzoekje kunt zeggen: jouw gender is m of v. Dat geldt wellicht zowel voor mensen die twijfelen over hun genderidentiteit en transzijn als voor mensen met intersekse syndroom, tvdb). Bovendien variëren de verschillende rapporten sterk in de weergave van de feiten, namelijk dat een transbrein nu volledig bewezen is of hooguit waarschijnlijk.
Er is hoe dan ook een gebrek aan kritische beschouwing van het wetenschappelijk onderzoek. Het bestaan van een transbrein staat niet los van de vraag of het verschil (van cis- en transbrein) aangeboren is of niet. Dan kom je terug bij het natuur-cultuurdebat (zijn verschillen terug te voeren op biologische factoren of socialisatiefactoren? tvdb). De onderzoeksrapportages verschillen hier sterk, afhankelijk van hoe nauwgezet en genuanceerd bij de onderzoekers het begrip van de biologie en hersenontwikkeling is. Sommige onderzoekers vermijden conclusies over mogelijke aangeborenheid, terwijl anderen stellen dat het een bewezen feit is dat transmensen trans geboren worden.
DEEL 1: WAT ZEGT DE WETENSCHAP OVER TRANSHERSENEN?
Ik wil een opsomming van alle bewijzen voor en tegen en een behandeling van de verschillende claims voorkomen. In plaats daarvan probeer ik in dit artikel een algemene discussie te voeren over methoden, theorieën en praktijken in neurowetenschappelijk onderzoek op transmensen.
Ik begin met een blik op het onderzoek dat Georg Kranz en zijn team deden en wat voor bewijs ze hebben gevonden. Zij selecteerden 23 transmannen en 21 transvrouwen (waarvan geen enkele op dat moment hormonen tot zich nam), 23 cisvrouwen en 22 cismannen. Ze scanden hun hersenen met behulp van Diffusion Tensor Imaging. Deze techniek constateert verschillen in de structuur van de weefsels in het lichaam. In dit geval keken de onderzoekers naar de witte stof van de hersenen. De witte stof wordt gemaakt van de axonen van neuronen, en het is wit omdat het bedekt is met vetweefsel. Ze verzamelden ook nadere informatie over elk van de deelnemers: in hun woorden geslacht (man of vrouw), genderidentiteit (man, vrouw), hormoonspiegels (hoeveel testosteron, oestrogeen en progesteron zit er in het bloed) en de seksuele geaardheid (aangetrokken tot mannen, vrouwen of beide).
Op basis van de scans zouden de onderzoekers niet veel kunnen zeggen. Opdat de scans specifieke informatie over het hersenweefsel zouden geven, werden de scans gemodelleerd en de afbeeldenverzameling werd op de computer verwerkt. De onderzoekers constateerden vervolgens verschillen in witte stof bij groepen van cismannen, cisvrouwen, transvrouwen en transmannen. De specifieke verschillen betroffen de mate van diffusie, dat wil zeggen de wijze waarop watermoleculen in het hersenweefsel bewegen. Cisvrouwen hadden hierin de hoogste diffusiewaarde, gevolgd door, in die volgorde, transmannen, transvrouwen en cismannen.
In de volgende stap zochten ze naar de oorzaak van deze verschillen: sekse, gender, hormonen of seksuele geaardheid. Na het uitvoeren van statistische analyses verklaarden zij: “In onze studie vinden we sterke verschillen bij de onderzochte groepen in MD, AD en RD (diffusiewaarden). Die grote verschillen betekenen dat zowel biologische sekse als genderidentiteit een rol spelen”.
De conclusie is dus dat er verschillen zijn in de diffusie van witte stof in hersenen en dat de verschillen gerelateerd zijn aan zowel het geslacht (man of vrouw) – en hier specifiek verband houdend met testosteron – als aan genderidentiteit (man of vrouw).
Als u zich nu afvraagt waarom er niet specifiek naar transhersenen wordt verwezen, dan komt dat door de manier waarop de onderzoekers het transzijn conceptualiseren. Ze beschouwen transmensen als mensen die een ‘omgekeerde’ relatie van de mannelijke biologische sekse met een vrouwelijke genderidentiteit vertonen of andersom. Deze zienswijze stelt hen volgens de onderzoekers in staat om als ze cismannen vergelijken met transvrouwen en cisvrouwen met transmannen genderidentiteit los van sekse te observeren.
De vaststelling van deze verschillen zegt niets over de oorzaak ervan, of ze gevolgen hebben voor functioneren en hoe zij precies betrekking hebben op sekse en genderidentiteit. Kortom, er is niets te zeggen over wat deze verschillen in het hersenweefsel nu betekenen. We begeven ons dan in het rijk van hypotheses en theorieën.
De auteurs van het onderzoeksverslag benadrukken het effect van hormonen op hun bevindingen, maar ze zijn duidelijk over de blinde vlekken in de theorie: “Hoewel dimorfisme (geslachtsdiformie is het verschil in uiterlijk tussen m en v, tvdb) van de hersenen gekoppeld is aan hormonale verschillen bij de seksen tijdens de foetale ontwikkeling, puberteit of volwassenheid, moeten de specifieke biologische mechanismen die ten grondslag liggen aan deze verschillen nog worden vastgesteld.”
Aan het eind van de paper merken ze op hoe hun interpretatie wordt beperkt door het theoretisch kader: “onze interpretatie van studieresultaten focust vooral op een mogelijke hormonale invloed in de baarmoeder en de eerste levensfase. Tot nu toe hebben we niet gekeken naar de genetische determinanten van gender (…) “. Dat betekent dat ze zich bewust zijn van verschillende theorieën of benaderingen. Opmerkelijk echter, en misschien komt hen dat goed uit, is dat ze geen sociale factoren of ervaringen noemen.
Heel verontrustend. De analyses en theorieën die de auteurs noemen (van hormonale en eventueel dus ook genetische aard) krijgen doordat ze bij complexe fenomenen zoals genderidentiteit slechts naar fysiologische factoren kijken een biologisch karakter. Maar, zoals ik zal laten zien, niet alle neurowetenschap redeneert zo.
Als dus de auteurs stellen dat “de resultaten de notie van een waarneembare en meetbare biologische basis van genderidentiteit versterken en genderdysforie in het rijk van de fysiologische variatie bij mensen plaatst”, blijven ze binnen een zeer specifiek kader: het model van organisatie en activering zoals geformuleerd door Dick Swaab (de Nederlandse neurowetenschapper die het boek schreef:
Wij zijn ons Brein,tvdb). Dit model erkent alleen mannelijk en vrouwelijk geslacht en mannelijk en vrouwelijk gender. Beide worden bepaald tijdens de zwangerschap en in de eerste maanden na geboorte. Vanuit het perspectief van het individu, bepalen genen en hormonen sekse, genderidentiteit en seksuele geaardheid te bepalen. Swaab heeft een tweestapsmodel van sekse en gender waarbij sekse staat voor genitale differentiatie (man of vrouw) en gender voor de hersendifferentiatie (man of vrouw). Het genitale geslacht van de baby ontwikkelt zich tussen de zesde en twaalfde week van de zwangerschap als mannelijk of vrouwelijk. Na de differentiatie van de geslachtsorganen treedt de differentiatie van de hersenen op. De anatomie van de hersenen en de verbindingen in de hersenen worden tijdens de zwangerschap en de eerste drie maanden na de geboorte als mannelijk of vrouwelijk georganiseerd onder invloed voornamelijk van geslachtshormonen. In de puberteit worden de hersenencircuits geactiveerd door de geslachtshormonen. In zijn woorden:”Structurele verschillen in de hersenen als gevolg van de interactie van genen, geslachtshormonen en zich ontwikkelende hersencellen worden beschouwd als basis voor bijvoorbeeld sekseverschillen in genderrol (gedrag als man of een vrouw in de maatschappij), genderidentiteit (de overtuiging dat men behoort tot het mannelijk of vrouwelijk geslacht) en seksuele geaardheid (heteroseksualiteit, homoseksualiteit of biseksualiteit)”.
Maar zelfs als je binnen dit theoretisch kader blijft, zijn de resultaten allerminst duidelijk zoals de onderzoekers (onder leiding van Kranz, tvdb) stellen: “De verschillen die we hebben gezien zijn significant, maar niet definitief. Hiermee bedoel ik dat de groepen op zijn minst gedeeltelijk overlappen. Je kunt niet stellen dat iemand vrouwelijk, mannelijk of transgender is op basis van de hersenstructuur”. Het is teleurstellend om dan te zien hoe misleidend hun persbericht is: “In deze studie kon hersenonderzoeker Georg S. Kranz van de Universiteitskliniek voor Psychiatrie en Psychotherapie van het MedUni Wenen aantonen dat de zeer persoonlijke genderidentiteit van ieder mens wordt weerspiegeld en controleerbaar is in de verbindingen van hersenengebieden”. Tenzij we nu allemaal besluiten onze genderidentiteit te definiëren in diffusiewaarden van witte stof, is dit echt een grove versimpeling en een ongerechtvaardigde extrapolatie van het empirisch bewijs voor complexe categorieën die onmiskenbaar ook historisch en sociaal gevormd zijn.
Voor terugkeer naar hoe neurowetenschappers denken over sekse en gender, wil ik wijzen op een ander belangrijk aspect dat de rapporten niet vermelden en bovendien een probleem is in het meeste neurowetenschappelijk onderzoek, namelijk de selectie van deelnemers. Behalve dat deelname te klein is om op enigerlei wijze representatief te zijn, worden de deelnemers gekozen op basis van een specifieke definitie van cismannen, cisvrouwen, transmannen en transvrouwen. Als iemand niet aan de definitie beantwoordt, wordt deze persoon als deelnemer afgewezen. Bijvoorbeeld cismannen en cisvrouwen van wie niveaus van geslachtshormonen niet binnen een bepaald, als normaal beschouwd bereik liggen, doen niet mee. Cis- en transmensen die ‘geestelijke problemen’ (afgezien van transzijn, je weet wel …) zullen ook niet worden geselecteerd. Dit kan vooral problematisch zijn waar het transgenders betreft omdat in de transgemeenschap de mate van psychische problemen veel hoger is dan gemiddeld. De steekproef omvat dan alleen transmensen die naar de gezondheidszorg zijn gestapt en voldoen aan criteria om hormonen te krijgen en chirurgie te ondergaan en dat ook willen. Dit is een heel lastig probleem als je onderzoek doet naar transgenders. Want in Oostenrijk (waar de studie werd gedaan), net als in veel andere landen, hebben de staat en medisch-juridische instellingen de macht om te beslissen over lichaam en gezondheid van transpersonen.
We zijn daarin zelf niet vrij. Hoewel veel transmensen zich wellicht kunnen vinden in de DSM-definiëring van transzijn (DSM is deDiagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, een overzicht dat deAmerican Psychiatric Association bijhoudt van alle psychiatrische diagnoses, tvdb), zullen vele anderen buiten de medisch-juridische instellingen willen blijven. Het is nogmaals een zeer beperkte steekproef waar de onderzoekers naar kijken, een die veel transgenders uitsluit en ook mensen met een andere genderidentiteit dan de mannelijke of vrouwelijke.
DEEL 2: FEMINISTISCHE NEUROWETENSCHAP IS OOK WETENSCHAP!
Terug naar gender en sekse in hersenonderzoek. Op één artikel na blijven alle media in gebreke in hun presentatie van het model dat Kranz en zijn team gebruikten en de behandeling van andere neurowetenschappelijke theorieën. Alleen Sarah Hampson van The Globe and Mail in Canada in haar artikel ‘Science in Transition: Understanding the biology behind gender identity’ wijst op de controverse rondom Dick Swaabs model. Ze doet dat echter op een heel teleurstellende wijze: “Het idee dat mannelijke, vrouwelijke en transgenderhersenen verschillen vertonen, stoort onder meer feministen die volhouden dat gender een sociale constructie is. (“Onzin”, zegt Swaab als ik (Hampson, tvdb) hem dit idee voorhoud)”.
Noem dat maar een goede discussie! Het is echt verontrustend hoe homogeen de wetenschap is opgebouwd en hoe kritische stemmen in neurowetenschappen, vooral van feministische onderzoekers, systematisch het zwijgen wordt opgelegd. Dit miskent het feit dat onderzoek altijd discussie vraagt. Laat je zien dat theorieën en modellen altijd nog onderwerp van discussie zijn, dan geeft dit in ieder geval lezers de mogelijkheid om voor zichzelf te denken en meer informatie te zoeken. Er zijn net zo goed kritische en feministische neurowetenschappers die over hun onderzoeken publiceren. Waarom zouden we niet kijken wat zij te zeggen hebben?
Feministische en kritische neurowetenschappers zeggen niet dat er geen verschillen zijn tussen de hersenen en evenmin dat gender niet meer is dan een sociale constructie. Zij zijn het eens over het feit dat methoden van neuroimaging verschillen tonen in hersenen, maar ze ontwikkelen een andere theorie. Ook Kranz en zijn onderzoeksteam hanteren een theoretische constructie en als zodanig zijn beide zienswijzen gelijkwaardig in termen van wetenschappelijke geloofwaardigheid. In de interpretatie van bevindingen benadrukken ze meer het idee van de plasticiteit bij de ontwikkeling van de hersenen (die, ter herinnering, wordt uitgelegd in Swaabs model over genen en hormonen). De plasticiteit van de hersenen houdt in dat alles wat je doet in je leven en ervaringen die je hebt invloed hebben op de anatomie en ontwikkeling van de hersenen. Daarmee stel je de veronderstelling ter discussie dat een waarneembaar verschil in de vorm van de hersenen alleen biologisch te verklaren zou zijn. Het betekent dat wil je verschillen in de hersenen van mensen met verschillende voortplantingsorganen, genitaliën, hormoonspiegels en genderidentiteit verklaren je rekening moet houden met verschillende ervaringen die mensen hebben in de samenleving, als mannen, vrouwen, trans, genderqueer, interseks en meer. Zo halen deze kritische en feministische neurowetenschappers de hersenen uit een biologistische frame en beschouwen de vorming ervan als een proces met zowel fysiologische als sociale factoren.
Anelis Kaiser schrijft in 2012 in de onderzoekspublicatie ‘Re-Conceptualizing ‘Sex’ and ‘Gender’ in the Human Brain’: ” Tegenwoordig wordt bio-materialiteit gezien als ‘in ontwikkeling’ – we weten dat tijdens het leven de hersenen de neuronale reacties kunnen versterken, de synaptische dichtheid kunnen vergroten en de representatie over corticale gebieden kunnen uitbreiden. Al deze processen worden ondergebracht in het concept van neuronale plasticiteit.
Onderzoekers van biowetenschappen die werkten met het biologisch materiaal hebben altijd geweten dat hersenen niet het gevolg zijn van aangeboren, hardwired of onveranderlijke biologische processen, maar reageren op de externe en sociale ervaringen.” Aansluitend op deze gedachte schrijven de leden van het NeuroGenderings Network liever Sekse/Gender in plaats van ‘sekse’ of ‘gender’ als ze verwijzen naar het menselijk brein, omdat immers de biologische en de sociale componenten ervan niet los van elkaar te maken zijn.
Een ander belangrijk element in dit alternatieve neurowetenschappelijke model van sekse en gender met betrekking tot het menselijk brein is dat het afhankelijk is gemaakt van genitale verschillen. Je kunt stellen dat er statistisch gezien twee soorten genitaliën die het meest voorkomen bij mensen en dat je ze visueel kunt onderscheiden, zelfs als er binnen beide types grote verschillen zijn. Volgens het feministische model en anders dan in het model van organisatie en activering (van Swaab, tvdb), zijn er niet twee type hersenen die overeenkomen met het soort genitaliën.
In ‘Sex beyond the genitalia: the human brain mosaic’ analyseerde een team van neurowetenschappers de MRI-scans van 1400 menselijke hersenen en constateerde “uitgebreide overlap bij vrouwen en mannen voor alle grijze stof, witte stof en gelegde verbindingen” en dat “de meeste hersenen bestaan uit unieke ‘mozaïeken’ van functies, waarvan sommige vaker voor bij vrouwen voorkomen dan bij mannen, sommige meer bij mannen dan bij vrouwen en een aantal normaal zijn bij zowel vrouwen als mannen.” Dit komt overeen met hun definitie van gender. Terwijl het organisatie / activering model gender definieert in een binair systeem van mannelijk of vrouwelijk en hen ziet als elkaar uitsluitende categorieën, erkennen feministische neurowetenschappers een veel breder scala van gedragingen, identificaties, expressie, et cetera, die niet passen binnen de scherpe onderscheiding van mannelijk en vrouwelijk. Dit verklaart ook dat wat gezien wordt als vrouwelijk of mannelijk verandert in plaats en tijd.
Mijn punt is niet dat ik denk dat feministische neurowetenschappen de juiste antwoorden en dat ik wil dat je hierin meegaat. Mijn punt is dat als we het hebben over bepaalde onderzoeksresultaten, we ons bewust moeten zijn van de wijze waarop wetenschappelijke kennis werkt en wat de beperkingen en zwaktes zijn. Dan kunnen we onderscheid maken in bewijzen, de achtergrond ervan, theorieën en hypotheses en de aannames waarop ze zijn gebaseerd. We moeten niet enkel één onderzoekslijn beschouwen, maar ook aandacht hebben voor alternatieve benaderingen en perspectieven. Het is belangrijk te erkennen dat voor sommige vragen verschillende antwoorden mogelijk zijn en dat sommige vragen nog niet beantwoord kunnen worden. En het is belangrijk om te kijken naar wie de vragen stelt en waarom.
DEEL 3: WAT STAAT ER OP HET SPEL MET HET TRANSBREIN?
Als er voorlopig niet zoiets bestaat als een transbrein, wie praat er dan over en waarom? Allereerst is er een groep neurowetenschappers die het bestaan van transhersenen bediscussieert. Aannemende dat ze objectief en waardenvrij te werk gaan, veronderstel ik maar dat ze gemotiveerd worden door pure nieuwsgierigheid en interesse in hoe de hersenen werken en de menselijke biologie. Maar als wetenschappers die een carrière nastreven, zijn ze wel betrokken bij bepaalde theorieën en modellen waarop hun onderzoek is gebaseerd, modellen waarvoor ze ondersteuning zoeken. Met name als het gaat om het idee van genderidentiteit als een neurologische of fysiologische eigenschap staat er nogal wat op het spel. Aantonen ervan zou voor neurowetenschappers nog meer aandacht, gezag en mogelijke financiering betekenen. Een transbrein is dan zeer welkom als bewijsvoering voor de claim dat genderidentiteit een resultaat is van de fysiologie van je hersenen.
Van belang in dit onderzoek is of je de hypothese waarop de organisatie / activering theorie is gebaseerd accepteert, namelijk dat er slechts twee geslachten en twee genderidentiteiten zijn (mannelijk en vrouwelijk) en dat dit twee elkaar uitsluitende categorieën zijn, bepaald door onder meer geslachtsdelen en gedragspatronen. Wetenschappers die volgens deze theorie werken, vergelijken transmensen met cismensen omdat ze daarmee genderidentiteit kunnen beschouwen. Als ze dan hersenen van trans- en cismensen vergelijken, kunnen ze bijvoorbeeld claimen dat de waargenomen verschillen de oorzaak zijn voor de mannelijke genderidentiteit van transmannen.
Verder zijn er allerlei deskundigen en instanties die praten over transhersenen. Een gemengde groep van wetenschappers, psychiaters, psychologen, goedbedoelende transbondgenoten en anderen die transmensen willen steunen. Wat ze gemeen hebben, is dat ze het idee van transhersenen gebruiken in een pleidooi voor acceptatie en toegang tot gezondheidszorg. Georg Kranz zei bijvoorbeeld in The Globe and Mail: “We laten zien dat transseksualiteit gewoon een biologische variatie is bij mensen. Ik denk dat dit voor transgender mensen een soort van opluchting is”. (Ja, want voordat ze me dit vertelden, vroeg ik me af of ik wel een waardig mens was …, Eric Llaveria Caselles).
Het is de bekende formule van fysiologische staat = biologische eigenschap = aangeboren en onveranderlijke kwaliteit = natuur = acceptabel. Deze formule heeft op een of andere manier in het verleden het grootste deel van de wereldbevolking geschaad, afgezien van veel witte, westerse cismannen (zie: seksisme, racisme, voorkeur voor gezonde mensen, homofobie, …). Joshua Safer, een van de auteurs van een artikel met de titel ‘Evidence supporting the biological nature of gender identity’stelt: “Deze publicatie is de eerste uitgebreide beschouwing van het wetenschappelijk bewijs dat genderidentiteit een biologisch fenomeen is. (…) Het biedt daarmee een van de beste argumenten tot op heden opdat de medische zorg zich verdiept in de specifieke transgenderzorg zodat ze deze mensen goede zorg kan bieden”. Het lijkt er dan op dat het totnogtoe geaccepteerd was als medische dienstverleners transmensen discrimineerden en goede zorg onthielden.
In deze video over transgender wetenschap herhalen goedbedoelende verslaggevers de mantra dat transzijn geen keuze is. “Het is wie ze zijn, de wetenschap kan daar bevestiging bieden.” Ze reproduceren kritiekloos de theorie van de biologisch bepaalde genderidentiteit en verwijzen naar een sociaalwetenschappelijk onderzoek dat stelt dat “76 procent van de deelnemers wist dat ze transgender waren voordat ze van de lagere school vertrokken” en een psychologische studie die concludeerde dat “kinderen die hooguit vijf zijn en zich identificeren als trans, consistentie in genderidentiteit toonden in verschillende metingen “. Het wordt wel erg slecht als een spreker in de video zegt dat Laverne Cox (bonuspunten omdat je je als transbondgenoot manifesteert?) “precies hetzelfde zei”. Dus Laverne Cox’ geloofwaardigheid als het gaat over haar eigen ervaringen hangt af van de vraag of wat ze daarover zegt ze overeenkomt met wat zo’n wetenschapper-expert zegt.
Gebruik van de theorie van het transbrein, of elke claim van de wetenschap, zonder een kritische blik op waar het om gaat, zal dynamiek stimuleren waarin de deskundigen gezag en geloofwaardigheid wordt toegerekend over de bepaling van bijvoorbeeld wie trans is, wie niet en wat transmensen nodig hebben. Deze subtiele mechanisme wordt duidelijk als de theorie van het transbrein wordt gekoppeld aan de hoop om transzijn te kunnen diagnosticeren door naar hun hersenen te kijken. Riccardo Guidi vraagt ??in een artikel bij de start van een serie lezingen over gender, gezondheid en rechten op het Karolinska Instituut: “Er zijn transseksuele mensen die altijd hebben geweten van hun identiteit, terwijl anderen het later pas ontdekten. De organisatie in de samenleving zorgde voor verwarring, soms zelfs van hoe we onszelf moesten zien. Zou deze wetenschappelijke arbeid ons kunnen helpen om met een snelle hersenscan bij mensen hun echte genderidentiteit te identificeren?”.
Natuurlijk spreken ook transmensen zelf over het idee van een transbrein en een aantal daarvan is daar ook behoorlijk blij over. Punt is dat het idee dat je transzijn een aangeboren biologische conditie is veel transmensen helpt om bepaalde verbeteringen in levenskwaliteit en welzijn te realiseren. Dit kun je niet zomaar terzijde schuiven en het is zeker ook een bruikbaar argument. Ik denk persoonlijk dat dit een legitieme strategie is; we leven immers niet in een fantasywereld en we hebben te maken met medische instellingen, zorgverzekeraars, de staat, politie, de arbeidsmarkt, enzovoorts. Maar ik denk dat je als je het transbrein als argument inzet, je moet realiseren dat een transbrein veel met zich meebrengt. Daarmee haal je een hoop binnen wat een discriminerende en onderdrukkende maatschappelijke machtssituatie kan bestendigen.
De aanname van het idee een transbrein…
• houdt geen rekening met de beperkingen van wetenschappelijk onderzoek;
• houdt geen rekening met andere modellen van geslacht/gender in de hersenen;
• voedt gezag en de geloofwaardigheid van de deskundigen over transgender issues;
• bestendigt een systeem waarin de staat en medische instellingen beslissen voor transmensen;
• voedt een logica waarin transmensen enkel worden geaccepteerd omdat ‘de natuur’ transzijn bepaalt;
• is gebaseerd op een binair begrip van sekse en gender die genderqueer en niet-binaire mensen uitsluit;
• is gebaseerd op een normatief begrip van de mannelijke of vrouwelijke genderidentiteit, het gedrag of expressie;
• is gebaseerd op het idee dat gender en sekse beide biologische fenomenen zijn;
• voedt het idee dat genderverschillen onveranderlijk zijn en niet ook historisch of sociaal bepaald worden;
• gaat uit van een precieze definitie van wat transzijn betekent;
• reduceert mensen tot hun hersenen;
• voedt het idee dat transmensen het probleem zijn in plaats van dat geweld en discriminatie tegen transmensen geproblematiseerd wordt.
Ik denk dat als je als cispersoon wilt beargumenteren dat transmensen gerespecteerd moeten worden en behandeld als menselijke wezens, je dat niet moet doen op grond van het punt dat sommige wetenschappers misschien een biologisch bewijs hebben gevonden. Doe het op grond van het feit dat transmensen mensen als ieder ander zijn. En als je een wetenschapper bent die bezig is het bestaan van een transbrein aan te tonen, doe dan niet alsof je daar de transgemeenschap een enorme dienst mee gaat bewijzen. Wees ook wat luidruchtiger en duidelijker over de beperkingen van je onderzoek. Houd rekening met andere benaderingen of beargumenteer waarom je die buitensluit (of erken op zijn minst dat je die opzij schuift). En als je iemand bent die gewoon transmensen wil ondersteunen, informeer dan jezelf, lees teksten van transgender personen, spreek niet namens transmensen maar ga op zoek naar de plaatselijke transvereniging en bied je hulp aan bij problemen die de transgemeenschap raken. Je ziet dan dat de zoektocht naar het wel of niet hebben van een transbrein niet een van die problemen is.
En als je trans bent, doe wat je moet doen. En pas op jezelf, take care!
Auteur: Eric Llaveria Caselles (eric.llaveria.caselles@gmail.com)
Reacties van lezers over een eventueel transbrein: e-mail info@continuum.nl
Bron Vertaling: Ton van den Born voor Continuum.nl
Er is een pdf-versie van de Nederlandse tekst op te vragen bij de vertaler.
Bron website: http://www.continuum.nl/wetenschap/wat_maak_je_je_druk_over_het_transgenderbrein.
Bron : cover picture: neuroscience-feature-art
Beste Ton, Allereerst dank voor deze uitvoerige vertaling(-en) en beschouwing voor leken zoals ik. Toch valt mij ook in dit stuk iets op: de biologische ontwikkeling vanaf conceptie tot het moment dat dat stuiterende eiwit-gen zijn werk gaat doen (of niet). Begin dit jaar publiceerde Rik van Lunsen en Ellen Laan hun boek ‘Seks, Een leven lang leren’. Daarin stellen zij onomwonden het biologische feit dat de foetus die eerste 6 tot 12 weken vrouwelijk is. Dat eiwit-gen (SRY-gen) bepaald daarna of de foetus door kan als mannelijk, zo niet, dan gaat het door als vrouwelijk. Doorredenerend zie je het hele plaatje van de genderdiversiteit ontstaan, waarin en waaraan voor en na de geboorte nog eens een hele trits processen wordt toegevoegd, waar uiteindelijk jouw bijdrage over gaat. Misschien een aandachtspuntje voor onze neuro-, psycho- en andere wetenschappers?